gevoelens [v]
- verabscheuen
- verachten
- hassen

gevoelens [v]
- detest
- loathe
- abhor
- hate
- abominate [formal]
- be nauseated be
- be revolted by
- be disgusted by

gevoelens [v]
- détester
- abhorrer
- haïr
- répugner
- abominer
- avoir en abomination

gevoelens [v]
- detestare
- aborrire
- odiare

gevoelens [v]
- detestar
- aborrecer
- abominar
- odiar

gevoelens [v]
- avsky
- hata
- förakta
- hysa motvilja mot

gevoelens [v]
- detestar
- odiar
- abominar
- ter horror a
- passar mal com
- ficar revoltado com
- ter nojo de

afkeer hebben [v]
- gruwen
- haten
- verfoeien
- walgen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- verafschuwend
- verafschuwd
Presens
- verafschuw
- verafschuwt
- verafschuwt
- verafschuwen
- verafschuwen
- verafschuwen
Imperfect
- verafschuwde
- verafschuwde
- verafschuwde
- verafschuwden
- verafschuwden
- verafschuwden
Toekomende tijd I
- zal verafschuwen
- zult verafschuwen
- zal verafschuwen
- zullen verafschuwen
- zullen verafschuwen
- zullen verafschuwen
Conditionalis I
- zou verafschuwen
- zou verafschuwen
- zou verafschuwen
- zouden verafschuwen
- zouden verafschuwen
- zouden verafschuwen
Perfectum
- heb verafschuwd
- hebt verafschuwd
- heeft verafschuwd
- hebben verafschuwd
- hebben verafschuwd
- hebben verafschuwd
Voltooid verleden tijd
- had verafschuwd
- had verafschuwd
- had verafschuwd
- hadden verafschuwd
- hadden verafschuwd
- hadden verafschuwd
Toekomende tijd II
- zal verafschuwd hebben
- zult verafschuwd hebben
- zal verafschuwd hebben
- zullen verafschuwd hebben
- zullen verafschuwd hebben
- zullen verafschuwd hebben
Conditionalis II
- zou hebben verafschuwd
- zou hebben verafschuwd
- zou hebben verafschuwd
- zouden hebben verafschuwd
- zouden hebben verafschuwd
- zouden hebben verafschuwd
Imperatief
- -
- verafschuw
- -
- -
- verafschuwt
- -