Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
huwelijk [v]
- trauen
intransitief [v]
- heiraten
- sich vermählen
ENGELS
huwelijk [v]
- unite
- marry
intransitief [v]
- marry
FRANS
huwelijk [v]
- unir
- marier
intransitief [v]
- se marier
ITALIAANS
huwelijk [v]
- unire in matrimonio
intransitief [v]
- sposarsi
SPAANS
huwelijk [v]
- unir en matrimonio
- casar
intransitief [v]
- casarse
ZWEEDS
huwelijk [v]
- förena i äktenskap
intransitief [v]
- gifta sig
PORTUGEES
huwelijk [v]
- unir
- casar
intransitief [v]
- casar
THESAURUS
huwen [v]
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- trouwend
- getrouwd
Presens
- trouw
- trouwt
- trouwt
- trouwen
- trouwen
- trouwen
Imperfect
- trouwde
- trouwde
- trouwde
- trouwden
- trouwden
- trouwden
Toekomende tijd I
- zal trouwen
- zult trouwen
- zal trouwen
- zullen trouwen
- zullen trouwen
- zullen trouwen
Conditionalis I
- zou trouwen
- zou trouwen
- zou trouwen
- zouden trouwen
- zouden trouwen
- zouden trouwen
Perfectum
- heb getrouwd
- hebt getrouwd
- heeft getrouwd
- hebben getrouwd
- hebben getrouwd
- hebben getrouwd
Voltooid verleden tijd
- had getrouwd
- had getrouwd
- had getrouwd
- hadden getrouwd
- hadden getrouwd
- hadden getrouwd
Toekomende tijd II
- zal getrouwd hebben
- zult getrouwd hebben
- zal getrouwd hebben
- zullen getrouwd hebben
- zullen getrouwd hebben
- zullen getrouwd hebben
Conditionalis II
- zou hebben getrouwd
- zou hebben getrouwd
- zou hebben getrouwd
- zouden hebben getrouwd
- zouden hebben getrouwd
- zouden hebben getrouwd
Imperatief
- -
- trouw
- -
- -
- trouwt
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries