vat [v]
- abzapfen

vat [v]
- tap

vat [v]
- tirer

vat [v]
- attingere
- spillare

vat [v]
- sacar

vat [v]
- tappa

vat [v]
- tirar

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- tappend
- getapt
Presens
- tap
- tapt
- tapt
- tappen
- tappen
- tappen
Imperfect
- tapte
- tapte
- tapte
- tapten
- tapten
- tapten
Toekomende tijd I
- zal tappen
- zult tappen
- zal tappen
- zullen tappen
- zullen tappen
- zullen tappen
Conditionalis I
- zou tappen
- zou tappen
- zou tappen
- zouden tappen
- zouden tappen
- zouden tappen
Perfectum
- heb getapt
- hebt getapt
- heeft getapt
- hebben getapt
- hebben getapt
- hebben getapt
Voltooid verleden tijd
- had getapt
- had getapt
- had getapt
- hadden getapt
- hadden getapt
- hadden getapt
Toekomende tijd II
- zal getapt hebben
- zult getapt hebben
- zal getapt hebben
- zullen getapt hebben
- zullen getapt hebben
- zullen getapt hebben
Conditionalis II
- zou hebben getapt
- zou hebben getapt
- zou hebben getapt
- zouden hebben getapt
- zouden hebben getapt
- zouden hebben getapt
Imperatief
- -
- tap
- -
- -
- tapt
- -