algemeen [v]
- herumtoben
- ausgelassen sein

algemeen [v]
- romp
- frolic
- rollick
- horse around
- romp around
- romp about

algemeen [v]
- s'ébattre
- gambader

algemeen [v]
- giocare rumorosamente
- ruzzare

algemeen [v]
- retozar
- corretear

algemeen [v]
- stoja
- rasa
- leka vilt
- tumla om

algemeen [v]
- fazer correria
- fazer bagunça

dollen [v]
- ravotten
- rollebollen
- spelen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- stoeiend
- gestoeid
Presens
- stoei
- stoeit
- stoeit
- stoeien
- stoeien
- stoeien
Imperfect
- stoeide
- stoeide
- stoeide
- stoeiden
- stoeiden
- stoeiden
Toekomende tijd I
- zal stoeien
- zult stoeien
- zal stoeien
- zullen stoeien
- zullen stoeien
- zullen stoeien
Conditionalis I
- zou stoeien
- zou stoeien
- zou stoeien
- zouden stoeien
- zouden stoeien
- zouden stoeien
Perfectum
- heb gestoeid
- hebt gestoeid
- heeft gestoeid
- hebben gestoeid
- hebben gestoeid
- hebben gestoeid
Voltooid verleden tijd
- had gestoeid
- had gestoeid
- had gestoeid
- hadden gestoeid
- hadden gestoeid
- hadden gestoeid
Toekomende tijd II
- zal gestoeid hebben
- zult gestoeid hebben
- zal gestoeid hebben
- zullen gestoeid hebben
- zullen gestoeid hebben
- zullen gestoeid hebben
Conditionalis II
- zou hebben gestoeid
- zou hebben gestoeid
- zou hebben gestoeid
- zouden hebben gestoeid
- zouden hebben gestoeid
- zouden hebben gestoeid
Imperatief
- -
- stoei
- -
- -
- stoeit
- -