water [v]
- stillstehen
- stocken
- versumpfen
handel [v]
- stagnieren

water [v]
- stagnate
handel [v]
- stagnate

water [v]
- stagner
- croupir
handel [v]
- stagner

water [v]
- stagnare
- ristagnare
handel [v]
- stagnare
- ristagnare

water [v]
- estancarse
handel [v]
- quedarse inactivo

water [v]
- stagnera
- stå stilla
handel [v]
- stagnera

water [v]
- estagnar-se
handel [v]
- estagnar

achterblijven [v]
- stilstaan
- stremmen
- vertragen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- stagnerend
- gestagneerd
Presens
- -
- -
- stagneert
- -
- -
- stagneren
Imperfect
- -
- -
- stagneerde
- -
- -
- stagneerden
Toekomende tijd I
- -
- -
- zal stagneren
- -
- -
- zult stagneren
Conditionalis I
- -
- -
- zal stagneren
- -
- -
- zullen stagneren
Perfectum
- -
- -
- heeft gestagneerd
- -
- -
- hebben gestagneerd
Voltooid verleden tijd
- -
- -
- had gestagneerd
- -
- -
- hadden gestagneerd
Toekomende tijd II
- -
- -
- zal gestagneerd hebben
- -
- -
- zult gestagneerd hebben
Conditionalis II
- -
- -
- zal hebben gestagneerd
- -
- -
- zullen hebben gestagneerd
Imperatief
- -
- -
- -
- -
- -
- -