Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
snoepgoed [v]
- naschen
- Süßigkeiten essen
ENGELS
snoepgoed [v]
- eat candy
FRANS
snoepgoed [v]
- manger des sucreries
ITALIAANS
snoepgoed [v]
- mangiare i dolci
SPAANS
snoepgoed [v]
- comer dulces
ZWEEDS
snoepgoed [v]
- äta godsaker
PORTUGEES
snoepgoed [v]
- comer doces
THESAURUS
snoep eten [v]
smikkelen [v]
- smullen
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- snoepend
- gesnoept
Presens
- snoep
- snoept
- snoept
- snoepen
- snoepen
- snoepen
Imperfect
- snoepte
- snoepte
- snoepte
- snoepten
- snoepten
- snoepten
Toekomende tijd I
- zal snoepen
- zult snoepen
- zal snoepen
- zullen snoepen
- zullen snoepen
- zullen snoepen
Conditionalis I
- zou snoepen
- zou snoepen
- zou snoepen
- zouden snoepen
- zouden snoepen
- zouden snoepen
Perfectum
- heb gesnoept
- hebt gesnoept
- heeft gesnoept
- hebben gesnoept
- hebben gesnoept
- hebben gesnoept
Voltooid verleden tijd
- had gesnoept
- had gesnoept
- had gesnoept
- hadden gesnoept
- hadden gesnoept
- hadden gesnoept
Toekomende tijd II
- zal gesnoept hebben
- zult gesnoept hebben
- zal gesnoept hebben
- zullen gesnoept hebben
- zullen gesnoept hebben
- zullen gesnoept hebben
Conditionalis II
- zou hebben gesnoept
- zou hebben gesnoept
- zou hebben gesnoept
- zouden hebben gesnoept
- zouden hebben gesnoept
- zouden hebben gesnoept
Imperatief
- -
- snoep
- -
- -
- snoept
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries