nautisch [v]
- schanghaien

nautisch [v]
- shanghai

nautisch [v]
- embarquer de force
- shangailler [informal]

nautisch [v]
- imbarcare con raggiri

nautisch [v]
- embarcar por la fuerza

nautisch [v]
- sjanghaja

nautisch [v]
- embarcar à força

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- shanghaaiend
- geshanghaaid
Presens
- shanghaai
- shanghaait
- shanghaait
- shanghaaien
- shanghaaien
- shanghaaien
Imperfect
- shanghaaide
- shanghaaide
- shanghaaide
- shanghaaiden
- shanghaaiden
- shanghaaiden
Toekomende tijd I
- zal shanghaaien
- zult shanghaaien
- zal shanghaaien
- zullen shanghaaien
- zullen shanghaaien
- zullen shanghaaien
Conditionalis I
- zou shanghaaien
- zou shanghaaien
- zou shanghaaien
- zouden shanghaaien
- zouden shanghaaien
- zouden shanghaaien
Perfectum
- heb geshanghaaid
- hebt geshanghaaid
- heeft geshanghaaid
- hebben geshanghaaid
- hebben geshanghaaid
- hebben geshanghaaid
Voltooid verleden tijd
- had geshanghaaid
- had geshanghaaid
- had geshanghaaid
- hadden geshanghaaid
- hadden geshanghaaid
- hadden geshanghaaid
Toekomende tijd II
- zal geshanghaaid hebben
- zult geshanghaaid hebben
- zal geshanghaaid hebben
- zullen geshanghaaid hebben
- zullen geshanghaaid hebben
- zullen geshanghaaid hebben
Conditionalis II
- zou hebben geshanghaaid
- zou hebben geshanghaaid
- zou hebben geshanghaaid
- zouden hebben geshanghaaid
- zouden hebben geshanghaaid
- zouden hebben geshanghaaid
Imperatief
- -
- shanghaai
- -
- -
- shanghaait
- -