Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
feit [v]
- postulieren
ENGELS
FRANS
ITALIAANS
feit [v]
- presupporre
SPAANS
ZWEEDS
feit [v]
- postulera
PORTUGEES
feit [v]
- postular
- pressupor
THESAURUS
aandragen [v]
- aanvoeren
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- ponerend
- geponeerd
Presens
- poneer
- poneert
- poneert
- poneren
- poneren
- poneren
Imperfect
- poneerde
- poneerde
- poneerde
- poneerden
- poneerden
- poneerden
Toekomende tijd I
- zal poneren
- zult poneren
- zal poneren
- zullen poneren
- zullen poneren
- zullen poneren
Conditionalis I
- zou poneren
- zou poneren
- zou poneren
- zouden poneren
- zouden poneren
- zouden poneren
Perfectum
- heb geponeerd
- hebt geponeerd
- heeft geponeerd
- hebben geponeerd
- hebben geponeerd
- hebben geponeerd
Voltooid verleden tijd
- had geponeerd
- had geponeerd
- had geponeerd
- hadden geponeerd
- hadden geponeerd
- hadden geponeerd
Toekomende tijd II
- zal geponeerd hebben
- zult geponeerd hebben
- zal geponeerd hebben
- zullen geponeerd hebben
- zullen geponeerd hebben
- zullen geponeerd hebben
Conditionalis II
- zou hebben geponeerd
- zou hebben geponeerd
- zou hebben geponeerd
- zouden hebben geponeerd
- zouden hebben geponeerd
- zouden hebben geponeerd
Imperatief
- -
- poneer
- -
- -
- poneert
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries