muntstuk [v]
- hochwerfen

muntstuk [v]
- toss

muntstuk [v]
- lancer en l'air
- jouer à pile ou face

muntstuk [v]
- lanciare
- tirare in aria

muntstuk [v]
- sorteo a cara o cruz

muntstuk [v]
- singla
- singla slant

muntstuk [v]
- jogar cara e coroa

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- opgooiend
- opgegooid
Presens
- gooi op
- gooit op
- gooit op
- gooien op
- gooien op
- gooien op
Imperfect
- gooide op
- gooide op
- gooide op
- gooiden op
- gooiden op
- gooiden op
Toekomende tijd I
- zal opgooien
- zult opgooien
- zal opgooien
- zullen opgooien
- zullen opgooien
- zullen opgooien
Conditionalis I
- zou opgooien
- zou opgooien
- zou opgooien
- zouden opgooien
- zouden opgooien
- zouden opgooien
Perfectum
- heb opgegooid
- hebt opgegooid
- heeft opgegooid
- hebben opgegooid
- hebben opgegooid
- hebben opgegooid
Voltooid verleden tijd
- had opgegooid
- had opgegooid
- had opgegooid
- hadden opgegooid
- hadden opgegooid
- hadden opgegooid
Toekomende tijd II
- zal opgegooid hebben
- zult opgegooid hebben
- zal opgegooid hebben
- zullen opgegooid hebben
- zullen opgegooid hebben
- zullen opgegooid hebben
Conditionalis II
- zou hebben opgegooid
- zou hebben opgegooid
- zou hebben opgegooid
- zouden hebben opgegooid
- zouden hebben opgegooid
- zouden hebben opgegooid
Imperatief
- -
- gooi op
- -
- -
- gooit op
- -