Tegenwoordig en verleden deelwoord - onderwaarderend - onderwaardeerd Presens - waardeer onder - waardeert onder - waardeert onder - waarderen onder - waarderen onder - waarderen onder Imperfect - waardeerde onder - waardeerde onder - waardeerde onder - waardeerden onder - waardeerden onder - waardeerden onder Toekomende tijd I - zal onderwaarderen - zult onderwaarderen - zal onderwaarderen - zullen onderwaarderen - zullen onderwaarderen - zullen onderwaarderen Conditionalis I - zou onderwaarderen - zou onderwaarderen - zou onderwaarderen - zouden onderwaarderen - zouden onderwaarderen - zouden onderwaarderen Perfectum - heb onderwaardeerd - hebt onderwaardeerd - heeft onderwaardeerd - hebben onderwaardeerd - hebben onderwaardeerd - hebben onderwaardeerd Voltooid verleden tijd - had onderwaardeerd - had onderwaardeerd - had onderwaardeerd - hadden onderwaardeerd - hadden onderwaardeerd - hadden onderwaardeerd Toekomende tijd II - zal onderwaardeerd hebben - zult onderwaardeerd hebben - zal onderwaardeerd hebben - zullen onderwaardeerd hebben - zullen onderwaardeerd hebben - zullen onderwaardeerd hebben Conditionalis II - zou hebben onderwaardeerd - zou hebben onderwaardeerd - zou hebben onderwaardeerd - zouden hebben onderwaardeerd - zouden hebben onderwaardeerd - zouden hebben onderwaardeerd Imperatief - - - waardeer onder - - - - - waardeert onder - -