Tegenwoordig en verleden deelwoord - onderverhurend - onderverhuurd Presens - onderverhuur - onderverhuurt - onderverhuurt - onderverhuren - onderverhuren - onderverhuren Imperfect - onderverhuurde - onderverhuurde - onderverhuurde - onderverhuurden - onderverhuurden - onderverhuurden Toekomende tijd I - zal onderverhuren - zult onderverhuren - zal onderverhuren - zullen onderverhuren - zullen onderverhuren - zullen onderverhuren Conditionalis I - zou onderverhuren - zou onderverhuren - zou onderverhuren - zouden onderverhuren - zouden onderverhuren - zouden onderverhuren Perfectum - heb onderverhuurd - hebt onderverhuurd - heeft onderverhuurd - hebben onderverhuurd - hebben onderverhuurd - hebben onderverhuurd Voltooid verleden tijd - had onderverhuurd - had onderverhuurd - had onderverhuurd - hadden onderverhuurd - hadden onderverhuurd - hadden onderverhuurd Toekomende tijd II - zal onderverhuurd hebben - zult onderverhuurd hebben - zal onderverhuurd hebben - zullen onderverhuurd hebben - zullen onderverhuurd hebben - zullen onderverhuurd hebben Conditionalis II - zou hebben onderverhuurd - zou hebben onderverhuurd - zou hebben onderverhuurd - zouden hebben onderverhuurd - zouden hebben onderverhuurd - zouden hebben onderverhuurd Imperatief - - - onderverhuur - - - - - onderverhuurt - -