Tegenwoordig en verleden deelwoord - ondertitelend - ondertiteld Presens - ondertitel - ondertitelt - ondertitelt - ondertitelen - ondertitelen - ondertitelen Imperfect - ondertitelde - ondertitelde - ondertitelde - ondertitelden - ondertitelden - ondertitelden Toekomende tijd I - zal ondertitelen - zult ondertitelen - zal ondertitelen - zullen ondertitelen - zullen ondertitelen - zullen ondertitelen Conditionalis I - zou ondertitelen - zou ondertitelen - zou ondertitelen - zouden ondertitelen - zouden ondertitelen - zouden ondertitelen Perfectum - heb ondertiteld - hebt ondertiteld - heeft ondertiteld - hebben ondertiteld - hebben ondertiteld - hebben ondertiteld Voltooid verleden tijd - had ondertiteld - had ondertiteld - had ondertiteld - hadden ondertiteld - hadden ondertiteld - hadden ondertiteld Toekomende tijd II - zal ondertiteld hebben - zult ondertiteld hebben - zal ondertiteld hebben - zullen ondertiteld hebben - zullen ondertiteld hebben - zullen ondertiteld hebben Conditionalis II - zou hebben ondertiteld - zou hebben ondertiteld - zou hebben ondertiteld - zouden hebben ondertiteld - zouden hebben ondertiteld - zouden hebben ondertiteld Imperatief - - - ondertitel - - - - - ondertitelt - -