storm [v]
- ausbrechen

storm [v]
- break out
- burst
- blow up

storm [v]
- éclater
- se déchaîner

storm [v]
- scoppiare
- scatenarsi

storm [v]
- estallar
- desencadenarse

storm [v]
- bryta ut
- bryta lös

storm [v]
- cair
- desabar

losbreken [v]
exploderen [v]

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- losbarstend
- losgebarsten
Presens
- barst los
- barst los
- barst los
- barsten los
- barsten los
- barsten los
Imperfect
- barstte los
- barstte los
- barstte los
- barstten los
- barstten los
- barstten los
Toekomende tijd I
- zal losbarsten
- zult losbarsten
- zal losbarsten
- zullen losbarsten
- zullen losbarsten
- zullen losbarsten
Conditionalis I
- zou losbarsten
- zou losbarsten
- zou losbarsten
- zouden losbarsten
- zouden losbarsten
- zouden losbarsten
Perfectum
- ben losgebarsten
- bent losgebarsten
- is losgebarsten
- zijn losgebarsten
- zijn losgebarsten
- zijn losgebarsten
Voltooid verleden tijd
- was losgebarsten
- was losgebarsten
- was losgebarsten
- waren losgebarsten
- waren losgebarsten
- waren losgebarsten
Toekomende tijd II
- zal losgebarsten zijn
- zult losgebarsten zijn
- zal losgebarsten zijn
- zullen losgebarsten zijn
- zullen losgebarsten zijn
- zullen losgebarsten zijn
Conditionalis II
- zou zijn losgebarsten
- zou zijn losgebarsten
- zou zijn losgebarsten
- zouden zijn losgebarsten
- zouden zijn losgebarsten
- zouden zijn losgebarsten
Imperatief
- -
- barst los
- -
- -
- barst los
- -