tijd [v]
- widmen

tijd [v]
- put in

tijd [v]
- consacrer

tijd [v]
- dedicare

tijd [v]
- dedicar
- pasar

tijd [v]
- lägga ned

tijd [v]
- dedicar

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- instoppend
- ingestopt
Presens
- stop in
- stopt in
- stopt in
- stoppen in
- stoppen in
- stoppen in
Imperfect
- stopte in
- stopte in
- stopte in
- stopten in
- stopten in
- stopten in
Toekomende tijd I
- zal instoppen
- zult instoppen
- zal instoppen
- zullen instoppen
- zullen instoppen
- zullen instoppen
Conditionalis I
- zou instoppen
- zou instoppen
- zou instoppen
- zouden instoppen
- zouden instoppen
- zouden instoppen
Perfectum
- heb ingestopt
- hebt ingestopt
- heeft ingestopt
- hebben ingestopt
- hebben ingestopt
- hebben ingestopt
Voltooid verleden tijd
- had ingestopt
- had ingestopt
- had ingestopt
- hadden ingestopt
- hadden ingestopt
- hadden ingestopt
Toekomende tijd II
- zal ingestopt hebben
- zult ingestopt hebben
- zal ingestopt hebben
- zullen ingestopt hebben
- zullen ingestopt hebben
- zullen ingestopt hebben
Conditionalis II
- zou hebben ingestopt
- zou hebben ingestopt
- zou hebben ingestopt
- zouden hebben ingestopt
- zouden hebben ingestopt
- zouden hebben ingestopt
Imperatief
- -
- stop in
- -
- -
- stopt in
- -