Tegenwoordig en verleden deelwoord - inkervend - ingekerfd Presens - kerf in - kerft in - kerft in - kerven in - kerven in - kerven in Imperfect - kerfde in - kerfde in - kerfde in - kerfden in - kerfden in - kerfden in Toekomende tijd I - zal inkerven - zult inkerven - zal inkerven - zullen inkerven - zullen inkerven - zullen inkerven Conditionalis I - zou inkerven - zou inkerven - zou inkerven - zouden inkerven - zouden inkerven - zouden inkerven Perfectum - heb ingekerfd - hebt ingekerfd - heeft ingekerfd - hebben ingekerfd - hebben ingekerfd - hebben ingekerfd Voltooid verleden tijd - had ingekerfd - had ingekerfd - had ingekerfd - hadden ingekerfd - hadden ingekerfd - hadden ingekerfd Toekomende tijd II - zal ingekerfd hebben - zult ingekerfd hebben - zal ingekerfd hebben - zullen ingekerfd hebben - zullen ingekerfd hebben - zullen ingekerfd hebben Conditionalis II - zou hebben ingekerfd - zou hebben ingekerfd - zou hebben ingekerfd - zouden hebben ingekerfd - zouden hebben ingekerfd - zouden hebben ingekerfd Imperatief - - - kerf in - - - - - kerft in - -