algemeen [v]
- noch einmal lesen

algemeen [v]
- reread

algemeen [v]
- relire

algemeen [v]
- rileggere

algemeen [v]
- releer

algemeen [v]
- läsa om

algemeen [v]
- reler

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- herlezend
- herlezen
Presens
- herlees
- herleest
- herleest
- herlezen
- herlezen
- herlezen
Imperfect
- herlas
- herlas
- herlas
- herlazen
- herlazen
- herlazen
Toekomende tijd I
- zal herlezen
- zult herlezen
- zal herlezen
- zullen herlezen
- zullen herlezen
- zullen herlezen
Conditionalis I
- zou herlezen
- zou herlezen
- zou herlezen
- zouden herlezen
- zouden herlezen
- zouden herlezen
Perfectum
- heb herlezen
- hebt herlezen
- heeft herlezen
- hebben herlezen
- hebben herlezen
- hebben herlezen
Voltooid verleden tijd
- had herlezen
- had herlezen
- had herlezen
- hadden herlezen
- hadden herlezen
- hadden herlezen
Toekomende tijd II
- zal herlezen hebben
- zult herlezen hebben
- zal herlezen hebben
- zullen herlezen hebben
- zullen herlezen hebben
- zullen herlezen hebben
Conditionalis II
- zou hebben herlezen
- zou hebben herlezen
- zou hebben herlezen
- zouden hebben herlezen
- zouden hebben herlezen
- zouden hebben herlezen
Imperatief
- -
- herlees
- -
- -
- herleest
- -