Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
geneeskunde [v]
- nähen
ENGELS
geneeskunde [v]
- suture
FRANS
geneeskunde [v]
- suturer
ITALIAANS
geneeskunde [v]
- suturare
SPAANS
geneeskunde [v]
- suturar
ZWEEDS
geneeskunde [v]
- sy
PORTUGEES
geneeskunde [v]
- suturar
THESAURUS
vastmaken [v]
- verbinden
toekennen [v]
houden [v]
- kleven
- vastplakken
gehecht zijn [v]
- hangen
- verknocht zijn
binden [v]
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- hechtend
- gehecht
Presens
- hecht
- hecht
- hecht
- hechten
- hechten
- hechten
Imperfect
- hechtte
- hechtte
- hechtte
- hechtten
- hechtten
- hechtten
Toekomende tijd I
- zal hechten
- zult hechten
- zal hechten
- zullen hechten
- zullen hechten
- zullen hechten
Conditionalis I
- zou hechten
- zou hechten
- zou hechten
- zouden hechten
- zouden hechten
- zouden hechten
Perfectum
- heb gehecht
- hebt gehecht
- heeft gehecht
- hebben gehecht
- hebben gehecht
- hebben gehecht
Voltooid verleden tijd
- had gehecht
- had gehecht
- had gehecht
- hadden gehecht
- hadden gehecht
- hadden gehecht
Toekomende tijd II
- zal gehecht hebben
- zult gehecht hebben
- zal gehecht hebben
- zullen gehecht hebben
- zullen gehecht hebben
- zullen gehecht hebben
Conditionalis II
- zou hebben gehecht
- zou hebben gehecht
- zou hebben gehecht
- zouden hebben gehecht
- zouden hebben gehecht
- zouden hebben gehecht
Imperatief
- -
- hecht
- -
- -
- hecht
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries