- usable on android, iphone,
smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...
DUITS
bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv. [a]
- ihre bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk. [a]
- ihr - ihre bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv. [a]
- seine bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk. [a]
- sein algemeen [n]
- Haar [n] lichaam [n]
- Haar [n] persoonlijk vnw. - meewerkend vw. [o]
- ihr persoonlijk vnw. - lijdend vw. [o]
- sie
ENGELS
bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv. [a]
- her bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk. [a]
- her bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv. [a]
- its bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk. [a]
- its algemeen [n]
- hair lichaam [n]
- hair persoonlijk vnw. - meewerkend vw. [o]
- her persoonlijk vnw. - lijdend vw. [o]
- her
FRANS
bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv. [a]
- ses bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk. [a]
- son - sa bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv. [a]
- ses bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk. [a]
- son - sa straf [v]
- décapiter - guillotiner lichaam [n]
- poil [m] persoonlijk vnw. - meewerkend vw. [o]
- lui - à elle persoonlijk vnw. - lijdend vw. [o]
- la
ITALIAANS
bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv. [a]
- i suoi - le sue bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk. [a]
- il suo - la sua bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv. [a]
- i suoi - le sue bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk. [a]
- il suo - la sua algemeen [n]
- capelli [mp] - capello [m] lichaam [n]
- pelo [m] persoonlijk vnw. - meewerkend vw. [o]
- le - a lei persoonlijk vnw. - lijdend vw. [o]
- la - lei
SPAANS
bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv. [a]
- sus bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk. [a]
- su bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv. [a]
- sus bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk. [a]
- su algemeen [n]
- cabello [m] - pelo [m] lichaam [n]
- pelo [m] persoonlijk vnw. - meewerkend vw. [o]
- le - a ella persoonlijk vnw. - lijdend vw. [o]
- la
ZWEEDS
bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv. [a]
- hennes bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk. [a]
- hennes bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv. [a]
- dess bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk. [a]
- dess algemeen [n]
- hår [n] lichaam [n]
- hårstrå [n] persoonlijk vnw. - meewerkend vw. [o]
- henne persoonlijk vnw. - lijdend vw. [o]
- henne
PORTUGEES
bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv. [a]
- seus - suas bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk. [a]
- seu - sua bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv. [a]
- seus - suas bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk. [a]
- seu - sua algemeen [n]
- cabelo [m] - fio [m] de cabelo lichaam [n]
- pelo [m] - cabelo [m] persoonlijk vnw. - meewerkend vw. [o]
- ela - lhe persoonlijk vnw. - lijdend vw. [o]
- a - la - na