bladeren [v]
- wirbeln
sneeuw [v]
- wirbeln

bladeren [v]
- swirl
- whirl
- flutter
sneeuw [v]
- whirl
- swirl

bladeren [v]
- tourbillonner
- tournoyer
sneeuw [v]
- tourbillonner

bladeren [v]
- turbinare
- fare mulinello
sneeuw [v]
- turbinare

bladeren [v]
- arremolinarse
sneeuw [v]
- caer en revoloteo

bladeren [v]
- virvla runt
sneeuw [v]
- virvla

bladeren [v]
- rodopiar
- remoinhar
sneeuw [v]
- rodopiar

warrelen [v]
- rondvliegen
- wervelen
wervelen [v]
- zwieren

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- dwarrelend
- gedwarreld
Presens
- -
- -
- dwarrelt
- -
- -
- dwarrelen
Imperfect
- -
- -
- dwarrelde
- -
- -
- dwarrelden
Toekomende tijd I
- -
- -
- zal dwarrelen
- -
- -
- zult dwarrelen
Conditionalis I
- -
- -
- zal dwarrelen
- -
- -
- zullen dwarrelen
Perfectum
- -
- -
- heeft gedwarreld
- -
- -
- hebben gedwarreld
Voltooid verleden tijd
- -
- -
- had gedwarreld
- -
- -
- hadden gedwarreld
Toekomende tijd II
- -
- -
- zal gedwarreld hebben
- -
- -
- zult gedwarreld hebben
Conditionalis II
- -
- -
- zal hebben gedwarreld
- -
- -
- zullen hebben gedwarreld
Imperatief
- -
- -
- -
- -
- -
- -