Tegenwoordig en verleden deelwoord - dringend - gedrongen Presens - dring - dringt - dringt - dringen - dringen - dringen Imperfect - drong - drong - drong - drongen - drongen - drongen Toekomende tijd I - zal dringen - zult dringen - zal dringen - zullen dringen - zullen dringen - zullen dringen Conditionalis I - zou dringen - zou dringen - zou dringen - zouden dringen - zouden dringen - zouden dringen Perfectum - heb gedrongen - hebt gedrongen - heeft gedrongen - hebben gedrongen - hebben gedrongen - hebben gedrongen Voltooid verleden tijd - had gedrongen - had gedrongen - had gedrongen - hadden gedrongen - hadden gedrongen - hadden gedrongen Toekomende tijd II - zal gedrongen hebben - zult gedrongen hebben - zal gedrongen hebben - zullen gedrongen hebben - zullen gedrongen hebben - zullen gedrongen hebben Conditionalis II - zou hebben gedrongen - zou hebben gedrongen - zou hebben gedrongen - zouden hebben gedrongen - zouden hebben gedrongen - zouden hebben gedrongen Imperatief - - - dring - - - - - dringt - -