Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
beslissing [v]
- deduzieren
- ableiten
- folgern
ENGELS
beslissing [v]
- deduce
- infer
FRANS
beslissing [v]
- déduire
- inférer
ITALIAANS
beslissing [v]
- dedurre
- inferire
- desumere
SPAANS
beslissing [v]
- deducir
- inferir
- derivar
ZWEEDS
beslissing [v]
- sluta sig till
- dra slutsats
PORTUGEES
beslissing [v]
- deduzir
- inferir
THESAURUS
afleiden [v]
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- deducerend
- gededuceerd
Presens
- deduceer
- deduceert
- deduceert
- deduceren
- deduceren
- deduceren
Imperfect
- deduceerde
- deduceerde
- deduceerde
- deduceerden
- deduceerden
- deduceerden
Toekomende tijd I
- zal deduceren
- zult deduceren
- zal deduceren
- zullen deduceren
- zullen deduceren
- zullen deduceren
Conditionalis I
- zou deduceren
- zou deduceren
- zou deduceren
- zouden deduceren
- zouden deduceren
- zouden deduceren
Perfectum
- heb gededuceerd
- hebt gededuceerd
- heeft gededuceerd
- hebben gededuceerd
- hebben gededuceerd
- hebben gededuceerd
Voltooid verleden tijd
- had gededuceerd
- had gededuceerd
- had gededuceerd
- hadden gededuceerd
- hadden gededuceerd
- hadden gededuceerd
Toekomende tijd II
- zal gededuceerd hebben
- zult gededuceerd hebben
- zal gededuceerd hebben
- zullen gededuceerd hebben
- zullen gededuceerd hebben
- zullen gededuceerd hebben
Conditionalis II
- zou hebben gededuceerd
- zou hebben gededuceerd
- zou hebben gededuceerd
- zouden hebben gededuceerd
- zouden hebben gededuceerd
- zouden hebben gededuceerd
Imperatief
- -
- deduceer
- -
- -
- deduceert
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries