algemeen [n]
- Kodifizierung [f]
algemeen [v]
- kodifizieren

algemeen [n]
- coding
- codification
algemeen [v]
- codify

algemeen [n]
- codification [f]
- codage [m]
algemeen [v]
- codifier

algemeen [n]
- codifica [f]
- codificazione [f]
algemeen [v]
- codificare

algemeen [n]
- codificación [f]
algemeen [v]
- codificar

algemeen [n]
- kodifikation [u]
- kodifiering [u]
algemeen [v]
- kodifiera

algemeen [n]
- codificação [f]
algemeen [v]
- codificar

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- codificerend
- gecodificeerd
Presens
- codificeer
- codificeert
- codificeert
- codificeren
- codificeren
- codificeren
Imperfect
- codificeerde
- codificeerde
- codificeerde
- codificeerden
- codificeerden
- codificeerden
Toekomende tijd I
- zal codificeren
- zult codificeren
- zal codificeren
- zullen codificeren
- zullen codificeren
- zullen codificeren
Conditionalis I
- zou codificeren
- zou codificeren
- zou codificeren
- zouden codificeren
- zouden codificeren
- zouden codificeren
Perfectum
- heb gecodificeerd
- hebt gecodificeerd
- heeft gecodificeerd
- hebben gecodificeerd
- hebben gecodificeerd
- hebben gecodificeerd
Voltooid verleden tijd
- had gecodificeerd
- had gecodificeerd
- had gecodificeerd
- hadden gecodificeerd
- hadden gecodificeerd
- hadden gecodificeerd
Toekomende tijd II
- zal gecodificeerd hebben
- zult gecodificeerd hebben
- zal gecodificeerd hebben
- zullen gecodificeerd hebben
- zullen gecodificeerd hebben
- zullen gecodificeerd hebben
Conditionalis II
- zou hebben gecodificeerd
- zou hebben gecodificeerd
- zou hebben gecodificeerd
- zouden hebben gecodificeerd
- zouden hebben gecodificeerd
- zouden hebben gecodificeerd
Imperatief
- -
- codificeer
- -
- -
- codificeert
- -