Tegenwoordig en verleden deelwoord - charterend - gecharterd Presens - charter - chartert - chartert - charteren - charteren - charteren Imperfect - charterde - charterde - charterde - charterden - charterden - charterden Toekomende tijd I - zal charteren - zult charteren - zal charteren - zullen charteren - zullen charteren - zullen charteren Conditionalis I - zou charteren - zou charteren - zou charteren - zouden charteren - zouden charteren - zouden charteren Perfectum - heb gecharterd - hebt gecharterd - heeft gecharterd - hebben gecharterd - hebben gecharterd - hebben gecharterd Voltooid verleden tijd - had gecharterd - had gecharterd - had gecharterd - hadden gecharterd - hadden gecharterd - hadden gecharterd Toekomende tijd II - zal gecharterd hebben - zult gecharterd hebben - zal gecharterd hebben - zullen gecharterd hebben - zullen gecharterd hebben - zullen gecharterd hebben Conditionalis II - zou hebben gecharterd - zou hebben gecharterd - zou hebben gecharterd - zouden hebben gecharterd - zouden hebben gecharterd - zouden hebben gecharterd Imperatief - - - charter - - - - - chartert - -