Tegenwoordig en verleden deelwoord - binnenwaaiend - binnengewaaid Presens - waai binnen - waait binnen - waait binnen - waaien binnen - waaien binnen - waaien binnen Imperfect - waaide binnen - waaide binnen - waaide binnen - waaiden binnen - waaiden binnen - waaiden binnen Toekomende tijd I - zal binnenwaaien - zult binnenwaaien - zal binnenwaaien - zullen binnenwaaien - zullen binnenwaaien - zullen binnenwaaien Conditionalis I - zou binnenwaaien - zou binnenwaaien - zou binnenwaaien - zouden binnenwaaien - zouden binnenwaaien - zouden binnenwaaien Perfectum - ben binnengewaaid - bent binnengewaaid - is binnengewaaid - zijn binnengewaaid - zijn binnengewaaid - zijn binnengewaaid Voltooid verleden tijd - was binnengewaaid - was binnengewaaid - was binnengewaaid - waren binnengewaaid - waren binnengewaaid - waren binnengewaaid Toekomende tijd II - zal binnengewaaid zijn - zult binnengewaaid zijn - zal binnengewaaid zijn - zullen binnengewaaid zijn - zullen binnengewaaid zijn - zullen binnengewaaid zijn Conditionalis II - zou zijn binnengewaaid - zou zijn binnengewaaid - zou zijn binnengewaaid - zouden zijn binnengewaaid - zouden zijn binnengewaaid - zouden zijn binnengewaaid Imperatief - - - - - - - - - - - -