Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
algemeen [n]
- Sprenkel [n]
ENGELS
algemeen [n]
- sprinkling
FRANS
algemeen [n]
- aspersion [f]
- arrosage [m]
ITALIAANS
SPAANS
ZWEEDS
algemeen [n]
- stänk [n]
PORTUGEES
algemeen [n]
- pitada [f]
THESAURUS
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- besprenkelend
- besprenkeld
Presens
- besprenkel
- besprenkelt
- besprenkelt
- besprenkelen
- besprenkelen
- besprenkelen
Imperfect
- besprenkelde
- besprenkelde
- besprenkelde
- besprenkelden
- besprenkelden
- besprenkelden
Toekomende tijd I
- zal besprenkelen
- zult besprenkelen
- zal besprenkelen
- zullen besprenkelen
- zullen besprenkelen
- zullen besprenkelen
Conditionalis I
- zou besprenkelen
- zou besprenkelen
- zou besprenkelen
- zouden besprenkelen
- zouden besprenkelen
- zouden besprenkelen
Perfectum
- heb besprenkeld
- hebt besprenkeld
- heeft besprenkeld
- hebben besprenkeld
- hebben besprenkeld
- hebben besprenkeld
Voltooid verleden tijd
- had besprenkeld
- had besprenkeld
- had besprenkeld
- hadden besprenkeld
- hadden besprenkeld
- hadden besprenkeld
Toekomende tijd II
- zal besprenkeld hebben
- zult besprenkeld hebben
- zal besprenkeld hebben
- zullen besprenkeld hebben
- zullen besprenkeld hebben
- zullen besprenkeld hebben
Conditionalis II
- zou hebben besprenkeld
- zou hebben besprenkeld
- zou hebben besprenkeld
- zouden hebben besprenkeld
- zouden hebben besprenkeld
- zouden hebben besprenkeld
Imperatief
- -
- besprenkel
- -
- -
- besprenkelt
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries