Tegenwoordig en verleden deelwoord - beklagend - beklaagd Presens - beklaag - beklaagt - beklaagt - beklagen - beklagen - beklagen Imperfect - beklaagde - beklaagde - beklaagde - beklaagden - beklaagden - beklaagden Toekomende tijd I - zal beklagen - zult beklagen - zal beklagen - zullen beklagen - zullen beklagen - zullen beklagen Conditionalis I - zou beklagen - zou beklagen - zou beklagen - zouden beklagen - zouden beklagen - zouden beklagen Perfectum - heb beklaagd - hebt beklaagd - heeft beklaagd - hebben beklaagd - hebben beklaagd - hebben beklaagd Voltooid verleden tijd - had beklaagd - had beklaagd - had beklaagd - hadden beklaagd - hadden beklaagd - hadden beklaagd Toekomende tijd II - zal beklaagd hebben - zult beklaagd hebben - zal beklaagd hebben - zullen beklaagd hebben - zullen beklaagd hebben - zullen beklaagd hebben Conditionalis II - zou hebben beklaagd - zou hebben beklaagd - zou hebben beklaagd - zouden hebben beklaagd - zouden hebben beklaagd - zouden hebben beklaagd Imperatief - - - beklaag - - - - - beklaagt - -