betoveren [n]
- Zauberei [f]
- Hexerei [f]
- Bezaubern [n]
magie [v]
- zaubern
- bezaubern
- betören
- behexen
- verzaubern

betoveren [n]
- bewitching
- ensorceling
- bedeviling
- ensorcelling
- bedevilling
magie [v]
- bewitch
- put a spell on
- enchant
- ensorcell
- ensorcel
- hex
- jinx
- witch

betoveren [n]
- prestidigitation [f]
- ensorcellement [m]
- sortilège [m]
- envoûtement [m]
- maléfice [m]
magie [v]
- enchanter
- ensorceler
- jeter un sort sur
- envoûter

betoveren [n]
- incantesimo [m]
- sortilegio [m]
- stregoneria [f]
magie [v]
- stregare
- fare incantesimi
- incantare
- ammaliare

betoveren [n]
- brujería [f]
- sortilegio [m]
- hechicería [f]
- encantamiento [m]
magie [v]
- encantar
- hechizar
- embrujar
- conjurar

betoveren [n]
- förtrollning [u]
- förhäxning [u]
- trolleri [n]
magie [v]
- förhäxa
- förtrolla
- dra olycka över
- förvandla

betoveren [n]
- feitiçaria [f]
- bruxaria [f]
- mágica [f]
magie [v]
- encantar
- pôr encantamento em
- enfeitiçar
- colocar feitiço em

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- beheksend
- behekst
Presens
- beheks
- behekst
- behekst
- beheksen
- beheksen
- beheksen
Imperfect
- behekste
- behekste
- behekste
- beheksten
- beheksten
- beheksten
Toekomende tijd I
- zal beheksen
- zult beheksen
- zal beheksen
- zullen beheksen
- zullen beheksen
- zullen beheksen
Conditionalis I
- zou beheksen
- zou beheksen
- zou beheksen
- zouden beheksen
- zouden beheksen
- zouden beheksen
Perfectum
- heb behekst
- hebt behekst
- heeft behekst
- hebben behekst
- hebben behekst
- hebben behekst
Voltooid verleden tijd
- had behekst
- had behekst
- had behekst
- hadden behekst
- hadden behekst
- hadden behekst
Toekomende tijd II
- zal behekst hebben
- zult behekst hebben
- zal behekst hebben
- zullen behekst hebben
- zullen behekst hebben
- zullen behekst hebben
Conditionalis II
- zou hebben behekst
- zou hebben behekst
- zou hebben behekst
- zouden hebben behekst
- zouden hebben behekst
- zouden hebben behekst
Imperatief
- -
- beheks
- -
- -
- behekst
- -