Tegenwoordig en verleden deelwoord - begravend - begraven Presens - begraaf - begraaft - begraaft - begraven - begraven - begraven Imperfect - begroef - begroef - begroef - begroeven - begroeven - begroeven Toekomende tijd I - zal begraven - zult begraven - zal begraven - zullen begraven - zullen begraven - zullen begraven Conditionalis I - zou begraven - zou begraven - zou begraven - zouden begraven - zouden begraven - zouden begraven Perfectum - heb begraven - hebt begraven - heeft begraven - hebben begraven - hebben begraven - hebben begraven Voltooid verleden tijd - had begraven - had begraven - had begraven - hadden begraven - hadden begraven - hadden begraven Toekomende tijd II - zal begraven hebben - zult begraven hebben - zal begraven hebben - zullen begraven hebben - zullen begraven hebben - zullen begraven hebben Conditionalis II - zou hebben begraven - zou hebben begraven - zou hebben begraven - zouden hebben begraven - zouden hebben begraven - zouden hebben begraven Imperatief - - - begraaf - - - - - begraaft - -