tuinbouwkunde [v]
- abknicken
- abknipsen
voorwerpen [v]
- abnehmen
- herunternehmen
- abholen
persoon [v]
- abholen

tuinbouwkunde [v]
- pinch out
- nip off
voorwerpen [v]
- take down
- pick up
persoon [v]
- pick up

tuinbouwkunde [v]
- pincer
- couper
voorwerpen [v]
- dépendre
- décrocher
- descendre
- chercher
- prendre
persoon [v]
- chercher
- prendre

tuinbouwkunde [v]
- potare
- tagliare
voorwerpen [v]
- staccare
- tirare giù
- ritirare
- prendere
persoon [v]
- andare a prendere
- passare a prendere
- venire a prendere
- prelevare [informal]

tuinbouwkunde [v]
- pellizcar
- cortar
voorwerpen [v]
- descolgar
- recoger
persoon [v]
- recoger

tuinbouwkunde [v]
- nypa av
- knipsa av
voorwerpen [v]
- ta ned
- hämta
persoon [v]
- hämta

tuinbouwkunde [v]
- cortar
- podar
voorwerpen [v]
- tirar
- buscar
- pegar
- apanhar
persoon [v]
- pegar

halen [v]
- ophalen
afzetten [v]
- verwijderen
- weghalen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- afhalend
- afgehaald
Presens
- haal af
- haalt af
- haalt af
- halen af
- halen af
- halen af
Imperfect
- haalde af
- haalde af
- haalde af
- haalden af
- haalden af
- haalden af
Toekomende tijd I
- zal afhalen
- zult afhalen
- zal afhalen
- zullen afhalen
- zullen afhalen
- zullen afhalen
Conditionalis I
- zou afhalen
- zou afhalen
- zou afhalen
- zouden afhalen
- zouden afhalen
- zouden afhalen
Perfectum
- heb afgehaald
- hebt afgehaald
- heeft afgehaald
- hebben afgehaald
- hebben afgehaald
- hebben afgehaald
Voltooid verleden tijd
- had afgehaald
- had afgehaald
- had afgehaald
- hadden afgehaald
- hadden afgehaald
- hadden afgehaald
Toekomende tijd II
- zal afgehaald hebben
- zult afgehaald hebben
- zal afgehaald hebben
- zullen afgehaald hebben
- zullen afgehaald hebben
- zullen afgehaald hebben
Conditionalis II
- zou hebben afgehaald
- zou hebben afgehaald
- zou hebben afgehaald
- zouden hebben afgehaald
- zouden hebben afgehaald
- zouden hebben afgehaald
Imperatief
- -
- haal af
- -
- -
- haalt af
- -