Tegenwoordig en verleden deelwoord - aansluitend - aangesloten Presens - sluit aan - sluit aan - sluit aan - sluiten aan - sluiten aan - sluiten aan Imperfect - sloot aan - sloot aan - sloot aan - sloten aan - sloten aan - sloten aan Toekomende tijd I - zal aansluiten - zult aansluiten - zal aansluiten - zullen aansluiten - zullen aansluiten - zullen aansluiten Conditionalis I - zou aansluiten - zou aansluiten - zou aansluiten - zouden aansluiten - zouden aansluiten - zouden aansluiten Perfectum - heb aangesloten - hebt aangesloten - heeft aangesloten - hebben aangesloten - hebben aangesloten - hebben aangesloten Voltooid verleden tijd - had aangesloten - had aangesloten - had aangesloten - hadden aangesloten - hadden aangesloten - hadden aangesloten Toekomende tijd II - zal aangesloten hebben - zult aangesloten hebben - zal aangesloten hebben - zullen aangesloten hebben - zullen aangesloten hebben - zullen aangesloten hebben Conditionalis II - zou hebben aangesloten - zou hebben aangesloten - zou hebben aangesloten - zouden hebben aangesloten - zouden hebben aangesloten - zouden hebben aangesloten Imperatief - - - sluit aan - - - - - sluit aan - -