Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
linguïstiek [v]
- aspirieren
ENGELS
linguïstiek [v]
- aspirate
FRANS
linguïstiek [v]
- aspirer
ITALIAANS
linguïstiek [v]
- aspirare
SPAANS
linguïstiek [v]
- aspirar
ZWEEDS
linguïstiek [v]
- aspirera
PORTUGEES
linguïstiek [v]
- aspirar
THESAURUS
aanwakkeren [v]
- opwekken
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- aanblazend
- aangeblazen
Presens
- blaas aan
- blaast aan
- blaast aan
- blazen aan
- blazen aan
- blazen aan
Imperfect
- blies aan
- blies aan
- blies aan
- bliezen aan
- bliezen aan
- bliezen aan
Toekomende tijd I
- zal aanblazen
- zult aanblazen
- zal aanblazen
- zullen aanblazen
- zullen aanblazen
- zullen aanblazen
Conditionalis I
- zou aanblazen
- zou aanblazen
- zou aanblazen
- zouden aanblazen
- zouden aanblazen
- zouden aanblazen
Perfectum
- heb aangeblazen
- hebt aangeblazen
- heeft aangeblazen
- hebben aangeblazen
- hebben aangeblazen
- hebben aangeblazen
Voltooid verleden tijd
- had aangeblazen
- had aangeblazen
- had aangeblazen
- hadden aangeblazen
- hadden aangeblazen
- hadden aangeblazen
Toekomende tijd II
- zal aangeblazen hebben
- zult aangeblazen hebben
- zal aangeblazen hebben
- zullen aangeblazen hebben
- zullen aangeblazen hebben
- zullen aangeblazen hebben
Conditionalis II
- zou hebben aangeblazen
- zou hebben aangeblazen
- zou hebben aangeblazen
- zouden hebben aangeblazen
- zouden hebben aangeblazen
- zouden hebben aangeblazen
Imperatief
- -
- blaas aan
- -
- -
- blaast aan
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries